Saturday, October 24, 2009

Das Leiden des Jungen Hesselink - Over 'Stil Alarm' van Krijn Peter Hesselink.

In vogelperspectief een zwartwitillustratie van een kat rustend op een tafel met twee stoelen, waarvan één alvast vooruitgeschoven. Een anoniem personage staat klaar om aan te schuiven. Je ziet alleen de benen en een stuk van de badmantel. De auteursnaam in witte letters. De titel in rooie letters. Het typeert de statische wereld van Krijn Peter Hesselink. Ik was niet mals voor zijn debuutbundel 'Als geen ander'. Zijn tweede 'Stil Alarm' vertoont wat beterschap. Er is flink gewied in woordenschat en beeldtaal van de gerijpte dichter. In sommige gedichten lukt het om een wereld op te roepen voorbij het triviale, dat het debuut van Hesselink kenmerkte. Toch ontwringt 'Stil Alarm' me een luide geeuw van verveling. Het talent van Hesselink is inconsistent.

Ik wik mijn woorden. Hesselink is een bezig mannetje. Nauwelijks een jaar geleden brak hij weinig potten met ‘Als geen ander’ en hier is alweer ‘Stil alarm’. De nieuwe bundel is merkelijker donkerder en melancholischer dan zijn voorganger. Dat geldt zowel voor de binnen- als de buitenkant. De absurde humor en het jongensachtig enthousiasme zijn niet helemaal verdwenen, maar werden naar de achtergrond verdrongen ten gunste van een gevoel van weltschmerz. Wat niet weg is, zijn de tics en trucs van de podiumartiest. In het gedicht ‘Bent u daar nog?’ bijvoorbeeld vindt een hand een hand in een tas, die gevonden wordt door de spoorwegpolitie. Op zich vind ik dat best een goed idee om een gedicht rond te draperen, maar het gedicht wordt verpest door een mallotige titel en een knullig einde.


tot iemand
van de spoorwegpolitie
argwaan kreeg en behoedzaam
het duister van de tas
uiteenreet, de inhoud
aangaapte, hoe overbodig
kan een mens zich voelen
er was slechts plaats voor twee

(uit ‘Bent u daar nog?’)


‘Stil alarm’ staat vol briljante trouvailles. Ik had nog nooit van een adoptiekip gehoord. Ik moest even googlen. Blijkt het een typisch Nederlands fenomeen te zijn. Daar kun je een kip adopteren ten gunste van het biologisch houden van kippen. De term valt onhandig middenin het gedicht ‘Een nieuw begin’, een gedicht dat overigens veelbelovend begint, ‘God keek omlaag en liet een bankje neer’, maar dan verkloot wordt door een vrij onhandig te boek gestelde stream of consciousness, waarin het ‘abonnement op een adoptiekip’ dan nog eens past als een tang op een varken.

God keek omlaag en liet een bankje neer
te midden van de woestenij en prompt
was er een kijkrichting, ontrolde zich
een pad waarlangs een eerste mens bedeesd
aan kwam lopen, plaatsnam, het geheel
in perspectief zag, zijn abonnement

op een adoptiekip was inderdaad
verstreken nu,...

(uit: ‘Een nieuw begin’)


Hesselink is Peter Verhelst niet of Ruth Lasters of Hanz Mirck, om maar eens een landgenoot van hem te vernoemen. Ik lees veel fantastische ideeën in ‘Stil alarm’, maar te weinig goed uitgewerkte inhoud. In ‘Wat meedrijft’ verdrinkt een muis in een honingpot. Vraag me niet hoe dat gebeurde. In ‘Heimelijke recreanten’ drapeert een meisje een autovoorruit om haar schouders na een tragisch fietsongeval. In ‘Aftiteling’ druipen de eindtitels van een film van het doek. Hesselink brengt het echter zelden tot een goed einde. Ik lees te veel anticlimaxen en non sequiturs. Dat heeft misschien te maken met het duidelijke verschil tussen voorleespoëzie en poëzie op papier, waar een en ander gewoon niet werkt. Spreektaal is geen schrijftaal. Veel gedichten zijn gewoon te breedvoerig. Ik citeer het einde van het gedicht ‘De ongenode gast’:

de deurbel gaat, maar ik heb niet de moed
de ongenode gast welkom te heten

(uit: ‘De ongenode gast’)

Ik geloof best in deze jonge dichter. Hij heeft duidelijk al een rijpingsproces achter de rug na zijn debuutbundel van een jaar geleden. Geef hem de tijd en de ruimte en de kans om tien dichtbundels snel na elkaar uit te geven, één jaarlijks, en hij krijgt het wel voor elkaar. Hij komt wel tot poëzie. Dichter zijn is tenslotte lijden. Een debuut leek zo aardig maar na verloop van tijd merk je dat het eigenlijk niet zo leuk was en kijk je verdwaasd terug naar je pogingen als debutant. Hesselink is op zijn best als hij gewoon zijn slome zelf is, zonder kapsones, en zonder zich iets aan te trekken van het luisterend publiek. In ‘Stil alarm’ las ik ook enkele lekker uitgestrakte en korte gedichten, die de weg voorwaarts aanduiden. Uit de cyclus ‘Een ruit uit zijn sponningen’ citeer ik ‘Verwaaiingen’:

Het waait, je raapt
dakpannen tot
de wind het huis
zo leeg kan lepelen

Het waait, je raapt
bakstenen tot de wind
geen huis
meer vindt

Het waait, je raapt
oogleden, ergens
staat een ruit uit zijn sponningen
tegen een boomstam geleund

(uit: ‘Verwaaiingen’)

Krijn Peter Hesselink, 'Stil Alarm', Nieuw Amsterdam 2009, ISBN 978 90 468 0681 4.

Zie ook: 'Le tout autre est tout autre', over 'Als geen ander' van Krijn Peter Hesselink, http://www.urbanmag.be/artikel/1367/le-tout-autre-est-tout-autre; http://www.urbanmag.be/artikel/1591/das-leiden-des-jungen-hesselink.

No comments: